.theme_title, .theme_title_b {background-position: 50% 50%; background-image: url(www.yoursite.com/image.jpg)}

Permalink



Veel winkeliers zien hun pand als hun pensioen. Maar wat als je je winkel niet verkocht krijgt? Het leidt ertoe dat sommige ondernemers blijven doorwerken. „Het beste is als je de opvolging voor je pensioen regelt en niet als je zeventig bent.”

Door Peter Heesen

KERKRADE - Klanten lopen de winkel van Ger (77) en Anita (76) Manderveld in Kerkrade binnen. „O jee, ik ben vergeten de deur te sluiten”, zegt Ger. Jetten Mode is sinds de coronacrisis nog maar vier halve dagen open. Ofschoon de zaak pas twee uur later opent, helpt Anita de mensen en biedt ze hen ook een kopje koffie aan. „We vinden het werk nog altijd leuk”, vertelt ze.

Toen het besef was ingedaald dat we slecht verzekerd waren, was het te laat om nog voldoende vermogen op te bouwen. En te duur.
Ger en Anita Manderveld 

Zolang ze gezond blijven, hopen ze te blijven doen wat ze hun hele leven al doen. Anita vierde vorig jaar haar diamanten jubileum als verkoopster, haar 75ste verjaardag én het negentigjarig bestaan van het familiebedrijf, dat vroeger bestond uit een kleding- en schoenenwinkel. Ger begon zijn loopbaan in de modebranche als veertienjarige bij V&D in Maastricht.

Als je een woning boven de winkel hebt, wordt de verkoop misschien bemoeilijkt omdat de koper van het pand dan een winkel moet gaan runnen.
René Dings, MKB-Limburg 

Ze troffen elkaar als tieners op een carnavalsbal in Meerssen. „Het was liefde op het eerste gezicht”, vertelt Anita. Haar vader vroeg Ger in 1969 of hij in de schoenenzaak wilde komen werken. In 1981 namen Ger en Anita de zaak, die door haar opa was gesticht, over. De schoenenzaak werd afgestoten, maar de damesmodezaak heeft een „mooie omzet”, zegt Ger.

Stoppen willen ze nog niet, maar gezien hun leeftijd vragen ze zich wel af hoe het moet als ze er ooit alleen voor komen te staan. „In je eentje de winkel voortzetten is lastig.” Maar stoppen ook. De verkoop van een winkel heeft veel voeten in de aarde. Ger: „Tegelijkertijd kun je van de AOW alleen niet leven, omdat je dan ook de vaste kosten van een leegstaand pand moet betalen, zoals belastingen en verzekeringen.” Anita vat samen: „Ons pensioen zit in de stenen, maar stenen kun je niet eten.”

Wat-als-scenario

Het noopt ondernemers om toch maar door te gaan, hoewel ze liever de pijp aan Maarten zouden geven. Nogmaals: zolang hun gezondheid het toelaat, willen Ger en Anita doorgaan. Maar het ‘wat-als-scenario’ speelt wel in hun achterhoofd. „Er is helaas geen vierde generatie die de zaak overneemt.” Wel heeft zich eens een kandidaat-koper gemeld, maar die deal ging niet door.

De onzekerheid over de toekomst knaagt aan de oudere ondernemers. Het is een generatie-dingetje, meent Ger. „Bij het afsluiten van een hypotheek was het vroeger niet nodig een levensverzekering af te sluiten, vonden de banken. Het pand was toch je pensioen! De hypotheken op de panden zijn vaak afgelost, maar het lukt ondernemers niet de overwaarde te verzilveren. Banken zijn bang dat ze met moeilijk verkoopbare panden blijven zitten. Ze zijn groot geworden van het mkb, maar zien het nu als een risico. En zeker als het gaat om ondernemers die zeventigplus zijn. Het is leeftijdsdiscriminatie!”

Moedeloos

Jonge ondernemers zijn tegenwoordig beter ingedekt tegen zulke problemen, zegt Ger. „Die krijgen vaak het advies om bedrijfsruimte te huren. Verder moeten ze een levens- of pensioenverzekering afsluiten, zodat hun oude dag is verzekerd.” Zelf hebben Ger en Anita geen extra maatregelen getroffen. „Toen het besef was ingedaald dat we slecht verzekerd waren, was het te laat om nog voldoende vermogen op te bouwen. En te duur.”

Dat het verkopen van een winkelpand niet gemakkelijk is, heeft meer oorzaken, schildert hij. De belangrijkste is echter het overschot aan leegstaande winkelpanden. Projectontwikkelaars weten dat en bieden een lage prijs. Ger: „Het is een spel, dat begrijp ik. Maar zeker mensen die graag snel van hun pand af willen, worden er moedeloos van.”

René Dings uit Venlo, bestuurslid van MKB-Limburg, rept van een „herkenbaar probleem”, zeker in de detailhandel en de horeca. „De opvolgers staan niet in de rij. Vooral de retail heeft het lastig door de concurrentie van internet. En als je een woning boven de winkel hebt, wordt de verkoop misschien bemoeilijkt omdat de koper van het pand dan een winkel moet gaan runnen.”

Herkenbaar is eveneens dat ondernemers vaak denken dat „de stenen hun pensioen zijn”, stelt Dings, die zijn brood verdient als financieel adviseur van ondernemers in het midden- en kleinbedrijf. „En dat geldt ook voor de huidige generatie. Dan kan het zijn dat je pensioen lager uitvalt dan van tevoren verwacht of gehoopt.”

Appeltje voor de dorst

Dat oudere ondernemers overvallen werden door de snelheid waarmee internet slachtoffers maakte onder de traditionele winkeliers, begrijpt Dings helemaal. Dat laat onverlet, meent hij, dat ook de huidige zeventigers de mogelijkheid hadden om een eigen pensioenpotje bijeen te sparen, bijvoorbeeld via lijfrentes die bij het bereiken van de AOW-leeftijd tot uitkering komen.

Volgens Dings kan niet de bank of de accountant als schuldige worden aangewezen als die veertig jaar geleden verzuimd zou hebben de ondernemer te adviseren om een appeltje voor de dorst te bewaren. „Ik heb het gevoel dat veel ondernemers hebben gedacht ‘dat regel ik nog wel een keer’. Vervolgens heeft uitstel tot afstel geleid en hebben sommigen er geen uitvoering aan gegeven.”

Uit cijfers van de Kamer van Koophandel blijkt dat Limburg 8600 ondernemers telt die ouder dan 67 jaar zijn. Ofwel: 8 procent van het totale aantal ondernemers in deze provincie. Dings vermoedt dat het overzicht niet helemaal actueel is, omdat ondernemers soms vergeten zijn zich uit te schrijven als ze gestopt zijn.

Aan de andere kant heeft hij de indruk dat de leeftijd van ondernemers in de detailhandel wel wat hoger is dan gemiddeld. 

„Dat kan zijn omdat een deel van de ondernemers door moet gaan omdat ze te weinig pensioen hebben opgebouwd en niet rond kunnen komen van hun AOW alleen. Zij hebben in het verleden, bewust of onbewust, de keus gemaakt te investeren in het bedrijf en niet in hun pensioen.”

Om zulke problemen te voorkomen, benadrukt MKB-Limburg het belang van een tijdige bedrijfsoverdracht. 

Dings wijst verder op het project Trots op Familiebedrijven, dat samen met de provincie en de Universiteit Maastricht werd uitgevoerd. „Het beste is als je de bedrijfsopvolging jaren voor je pensioen regelt en niet als je zeventig bent.”

Comments

Webdesign Viviënne Crutzen